Down tijdens de lockdown
Sedert de uitbraak van het Corona-virus is onze wereld flink dooreengeschud. De beelden uit de ziekenhuizen waren hallucinant. We waren getuige van schrijnende taferelen. De noodkreten van bejaarden die alleen thuis waren en waar de reguliere ondersteuning wegviel. Kinderen, adolescenten en oudere mensen die in een of andere opvang hun thuis hebben en die maandenlang zonder familiebezoek bleven.
Wie stierf in een ziekenhuis kon geen afscheid nemen van zijn geliefden. Begrafenissen werden nog treuriger doordat geen enkele vorm van fysiek contact toegelaten was. Geen oprechte troostknuffel, maar enkel een troostende blik op anderhalve meter.
Door de Corona-pandemie werd in ons land de noodtoestand afgeroepen. Die leidde vanaf 13 maart tot een lockdown. Vanaf dat moment was er de constante dreiging van een onbekende vijand. De enige remedie was afstand houden. Sociaal contact werd ingeperkt om verdere verspreiding van het virus te vermijden. Een afstand van minder dan anderhalve meter betekende gevaar. Je kind, echtgenoot, buurman, collega kon de vijand zijn, want die kon het virus overbrengen. Ik schreef er toen een haiku over.
Het was een verwarrende periode, want om de haverklap veranderde de overheid de spelregels om het virus te verslaan. Deze periode was geen toppunt van goed bestuur. Veel beslissingen van hogerhand waren ronduit onacceptabel: mensen werden beboet omdat ze op een bankje uitrustten. Het concept essentiële verplaatsing leek door de (r)overheid in het leven geroepen om boetes uit te delen, niet om de sensibiliseren.
Gelukkig was er de lente. Het was een lente zonder mensen op terrasjes of zomeravonden vol live muziek. De lange, zonnige dagen brachten wel hoop. Na enkele maanden zagen we licht aan het einde van de tunnel, want er kwamen versoepelingen. De scholen gingen weer open. Je mocht meer mensen zien. Niet-essentiële verplaatsingen werden weer toegestaan. Weliswaar met mondmasker, maar we waren bereid om een deel van onze vrijheid op te offeren om erger te voorkomen. En er was de hoop dat er een vaccin zou komen tegen de komende winter.
En zie waar we nu staan: op 2 november 2020 startte de tweede lockdown. En komt het besef dat dit wel eens het begin van een reeks lockdowns zou kunnen betekenen.
Met de herfst is bovendien de somberheid van de donkere dagen binnengeslopen. Het najaar is traditioneel voor veel mensen een mentaal zware tijd door een gebrek aan zonlicht. De lockdown kan dit gevoel versterken. Je gaat best af en toe op zoek naar kleine gelukjes die het leven wat extra glans geven. Ik schreef daarover al een blog.
Meer dan ooit hebben we behoefte aan licht en lichtheid in ons bestaan. Zelf heb ik alvast wat extra lichtjes opgehangen in huis. Om de donkerte geen kans te geven.
Mag ik een warme oproep doen om licht te maken in deze donkere dagen? Niet alleen letterlijk maar ook figuurlijk door zelf een lichtje te zijn voor iemand anders. Om een luisterend oor te zijn voor wie het moeilijk heeft.
En spreken we ook af dat wie het moeilijk heeft ook durft uit te spreken dat het minder gaat? Is er niemand in de buurt en heb je behoefte om te praten? Aarzel niet om dag en nacht anoniem te bellen of te chatten met iemand van Tele-onthaal (106) of de Zelfmoordlijn (1813).
We kunnen niets anders doen dan hopen dat ons leven ooit weer normaal wordt. Zelfs als alle indicatoren op rood staan en als we de moed dreigen te verliezen dan nog moeten we blijven hopen.
Om het met de woorden van Vicor Hugo te zeggen:
Hoop op morgen, en dan weer op morgen, steeds op morgen! Laat ons in de toekomst geloven.